Column week 44-2024

Harrie Maessen en Arno Walraven. Twee echte Häörder mannen zullen op toerbeurt iedere week een column schrijven op deze website. Iets over de actualiteit in de wereld, in Horn. Iets over wat ze bezig houdt. Een frisse kijk in de toekomst of een grijze blik naar het verleden. Het kan allemaal voorbij komen. Ik geef ze hier de vrije hand om hun verhaal te doen en wens u veel leesplezier.

Harrie Maessen column.jpg
Harrie Maessen

Äöver eine Lompe lama en broeadkaarters.

Laatst hebben we met enkele vrienden een kaartavond gehouden. We hadden al vaker afgesproken, om net als vroeger weer geregeld te gaan kaarten. Maar ja, probeer eens af te spreken met vier man. Vind een geschikte gezamenlijke datum. Lastig. Eén van die vier werkt nog, die vindt altijd wel een gaatje. Maar die andere drie zijn allemaal met pensioen of prepensioen. Die drie hebben het zó druk. Dat lijkt belachelijk. Maar als je met pensioen bent gegaan, heb je geen weekenden meer. Het gevolg is, dat je daardoor twee vrije dagen per week mist. Bij een lang weekend zelfs drie tot vier! Probeer dan maar eens een datum af te spreken. Toch is het gelukt: we hebben een datum gevonden en uiteindelijk weer eens gekaart. Je hoort woorden als: dom-hert, kranke-haan, lompe-lama, god- naakse-sjnor en broeadkaarter. Dit zijn geen kaarttermen, maar tekenen van ongenoegen over het gespeelde spel of over de ontvangen kaarten. Het woord ‘broeadkaarter’ past eigenlijk niet goed in dit rijtje, omdat dit wél een uitdrukking is, die veelal tijdens het kaarten in het café gebruikt werd en wordt. Wanneer er tijdens het “toepen” om een rondje(bier) gekaart wordt, is er altijd wel iemand die vaak past. Die passer, dat is een ‘broeadkaarter”. Als je alles past is de kans namelijk zeer klein, dat je verliest. Dit is geen kaart-tip, maar een trieste constatering. In het oosten van Nederland spreekt men niet van ‘toepen’, maar van ‘klop-toepen’. Dit terzijde. In mijn leven heb ik heel veel gekaart. Van thuis uit meegekregen. Bij ons werd altijd gekaart. Zeker bij de familie van mijn moeder. De Caris kant. Bij een verjaardag kwamen en gingen de zussen op bezoek en dan werd de hele middag tot in de avond gekaart. Jokeren, altijd jokeren. Voor geld. 1 cent per punt. Er waren dagen bij, dat mijn moeder wel 15 cent verloor. En dat op één middag! Bij familiefeesten zaten de mannen te kruutse, te rikke of te toepe. En de vrouwe te jokere. Als we met nieuwjaar rondtrekkend bij elkaar op bezoek gingen, dan werden de kaarten meegenomen. Op het volgende te bezoeken adres werd gewoon verder gekaart. Op de middelbare school deden we vooral rikken. Dit speel je met zijn vieren. In de overblijfruimte ofwel kantine werden vaak 6 tot 8 tafels bezet door viertallen kaarters. Wij speelden niet voor geld, maar voor punten. Bijna geen van mijn klasgenoten had geld op zak. Hooguit een gulden om snoep te kopen. In de kantine was bijna niks te koop. De boterhammen werden thuis gesmeerd en op school opgegeten. Alleen tijdens de Vastenactie was er allerlei eetbaars te koop. Dan at je extra veel voor Het Goede Doel. Meestal voor een missie-project in Afrika. Hongersnood. Beetje tegenstrijdig. (dit besef ik nu pas) Na de voetbaltraining toepten we meestal. Dat spel kun je met (maximaal) 8 spelers doen. Daardoor kon iedereen meedoen. Dan ging het wel om een rondje(bier). Daar onderscheidden de echte kaarters zich van de broeadkaarters. Onlangs ben ik begonnen met bridgen. Ook een leuk kaartspel. Bridge fanatici zullen nu meteen roepen, dat bridge geen kaartspel is maar een sport. Je kunt er zelfs wereldkampioen mee worden. Ik vind het toch een gewoon kaartspel. Wel moeilijk. Als je wil gaan bridgen, moet je eerst een cursus volgen om de kneepjes te leren. Bij de eerste les vertelde onze lerares/cursusleidster, dat wij nooit wereldkampioen zullen worden: onze roeping kwam te laat. Ongeveer hetzelfde maakte ik mee, toen ik met een cursus Frans begon. Daar vertelde de leraar, dat wij nooit echt vloeiend Frans zouden leren, gezien onze leeftijd. Zulke opmerkingen stimuleren en motiveren je niet echt. Het gevoel voor eigenwaarde daalt richting nulpunt. Het kan natuurlijk ook zo zijn, dat de beide leraren weten, dat zij niet bij machte zijn om ons naar een hoger plan te tillen. Ik hou deze laatste gedachte vast. Veel beter voor mijn gemoedsrust.

Fijne zunjig en kaart ze!

Harrie, 27 oktoeaber 2024