Column week 06-2025

Arno Walraven en Harrie Maessen. Twee echte Häörder mannen zullen op toerbeurt iedere week een column schrijven op deze website. Iets over de actualiteit in de wereld, in Horn. Iets over wat ze bezig houdt. Een frisse kijk in de toekomst of een grijze blik naar het verleden. Het kan allemaal voorbij komen. Ik geef ze hier de vrije hand om hun verhaal te doen en wens u veel leesplezier.

Arno Walraven.JPG
Arno Walraven

Drachenfels

 De kerk zit in zwaar weer. Overal, dus ook in Horn. Zielzorgers en vrijwilligers hebben het idee voortdurend tegen de stroom in te moeten roeien. Bewonderenswaardig wat ze doen, met gepassioneerd arbeidsethos, maar het houdt een keer op. Ooit moet je de kerk in het midden laten. Letterlijk gezien heeft ze in Horn nooit in het midden gestaan. In figuurlijke zin zeker wel. Ze heeft altijd een centrale rol in onze samenleving vervuld. Voor mij heeft onze kerk een speciale betekenis. Ik ben er gedoopt, getrouwd, deed er de Communie, werd er gevormd, bezocht zelfs de biechtstoel. Kennelijk was biechten een hele gebeurtenis, want bij thuiskomst kreeg ik van mijn moeder een “kniêp”. Ik zong er in zangkoren en werd er als beschermheer van onze schutterij geïnstalleerd. Ik was misdienaar, in de rijke roomse tijd. Pastoor Hell kwam dat hoogstpersoonlijk thuis vragen. Een fijne tijd, geen gekke dingen. Voetgebeden in het Latijn, Confiteor Deo omnipoténti. Te communie aan prachtige stenen communiebanken, de handen devoot onder het laken. Dagelijks twee missen, half zeven en half acht. Je wist precies wie wanneer waar zat. Huwelijks- en begrafenisdiensten onder schooltijd. Op maandag een mis bij de zusters in het klooster, tegenwoordig De Abdij. De nissen voor de ampullen zijn nog zichtbaar. Wat zijn we veel kwijtgeraakt! Eenmaal in het jaar maakten pastoor en koster met de misdienaars een reisje. Ik herinner me een trip naar Duitsland in 1965. De daarvoor benodigde toeristenkaart heb ik nog steeds. Pastoor met een groepje jongens in zijn Simca 1000 en Giel-ke, koster-organist, met de rest in de van Piet Spee geleende Vauxhall Viva. Eerst naar een binnenbad met golfslag, toen naar Königswinter en de Drachenfels, de “Nederlandse” berg aan de Duitse Rijn, volgens de Engelse dichter Lord Byron een mengeling van alle schoonheden. De koster kon niet zwemmen, pastoor had geen zwembroek. Giel-ke was in de kost bij Jeanne Meeuwissen op de Wal. Met enige regelmaat moesten de misdienaars hem ’s ochtends wakker maken. We wisten onderhand aan welk raam we moesten kloppen. Alles lang geleden in een tijd toen we nog fouten mochten maken. Die biechtten we immers op. Berouw, penitentie en vervolgens gewoon verder. Andere tijden, een ander leven waarin alles voor het grijpen ligt wat ooit geluk betekende. Ik verdwaal in mijn herinneringen. Veel is ontvlogen. Adieu, rèves perdus. Als ik in Kessel over het kerkhof loop, zie ik Giels naam bij het strooiveld. Hoe meer de kerk zich openstelde, hoe laconieker de geloofsbeleving werd. Kennelijk zijn we het bidden verleerd. De dogmatiek verdween, blinde volgzaamheid was taboe, dialoog het toverwoord. En uiteindelijk rest een open kerk achter een gesloten deur. Als ik er begraven wil worden, moet ik opschieten. Een dorp zonder kerk ís geen dorp. Binnenkort ontvouwt het parochiebestuur de plannen met ons kerkgebouw. Donkere wolken pakken zich samen. Er zal geween zijn en geknars der tanden. Een herbestemming in de vorm van paradijselijke appartementswoningen in een koninkrijk der hemelen zou de pijn verzachten. Wie weet…

 

Arno Walraven, 9 februari 2025