Initialen van verdriet
Niemand weet wanneer z’n zandloper het zand gaat missen. Morgen is ons niet beloofd. Mijn vader overleed toen ik veertien was. Mijn oudste broer was twaalf. We leerden dus al jong dat de dood niet alleen iets van oude mensen is. Op mijn zestiende zat ik in de vierde klas HBS naast Henk Engels. Op een ochtend kwam de directeur vertellen dat Henk met zijn brommer was verongelukt. Zijn zusje Petra zat achterop en overleed tijdens zijn begrafenis. Ik was een van de jongens die beiden naar het graf mochten dragen. Ze waren in goede handen. De tijd stond even stil. Langzaam is hij weer vooruit gegaan. Het leven gaat altijd verder. Ook al blijft het leed. Verdriet en rouw is geen ziekte waarvan je kunt genezen. Iedereen die een vader of moeder, kind, echtgenoot, een vriend verloren heeft, weet dat. Sindsdien was ik nooit meer op het kerkhof in Asenray. Wel dikwijls voorgenomen te gaan. De laatste tijd steeds vaker. Dat doet de leeftijd. Jaren veranderen langzamerhand in tijd. Pas geleden ging ik ernaartoe. Dik vijftig jaar te laat, zou je denken. “Je bent net op tijd”, werd me ter plekke verteld. “Het graf is er nog, maar het wordt volgende week geruimd”. Bizar. Kippenvel. 81% van de mensen gelooft dat er meer is tussen hemel en aarde. Ik ook. Opnieuw kreeg ik de bevestiging daarvan. Toeval bestaat niet. Ook op die begraafplaats zijn veel lege plekken. Gelukkig is in Horn besloten geen graven meer te ruimen. Ik zou ze gaan missen, mijn dierbare doden. Ieder met een eigen verhaal. Aan sommigen wordt nauwelijks meer gedacht. Tussen twee stiltes is het heel even luid geweest, zegt JC Bloem. Doden zijn vriendelijk, beweert Alfred Kossmann, zijn altijd thuis, gastvrij, wanneer we ook komen. Ik loop steevast langs het lege graf van een jongen die begraven is in volle zee. Ik groet hem, terwijl hij er niet ligt. Le passé est toujours présent. In Buitengoed De Gaard, bij de pipowagens van Anja, staat een paardenkastanje. Het is een originele zaailing van de boom waarop Anne Frank uitkeek vanuit het Achterhuis. Haar onlangs erbij geplaatste borstbeeld brengt bloei, hoop, liefde, licht, angst, verdriet, leven en dood samen. Uitzicht op een zonnige wereld. Opdat wij niet vergeten. Het schijnsel van de dood legt glans over het leven. Doden zijn niet stil. Ik loop langs de broers Peter en Paul Caris, de een verongelukt, de ander door die vreselijke ziekte geveld. De leden van de jongerenkerk bezochten hem dagelijks in Nijmegen, bij toerbeurt. Baeter get moois te verleze es ’t noeat höbbe gehadj. Ouders die voor eeuwig rusten bij hun zoon, Cor en Annie Opbroek, grondleggers van de Postkoets. Ik heb ze verteld van de poppenkast. Ze draaiden zich om. Mijn vader ligt dicht bij mijn moeder, zijn ouders, broers en zus. Makkelijk met planten water geven. Mijn moeder vond het belangrijk dat we onze doden eerden met Allerheiligen. Dit jaar keken mijn broer en ik echter voetbal. Zoiets wordt meteen afgestraft: Fortuna verloor van PEC.
Arno Walraven, 19 november 2023